-
1 uiteenvallen
♦voorbeelden:de stoet viel uiteen • le cortège s'est dissousde organisatie is uiteengevallen in drie groeperingen • l'organisation a éclaté en trois groupementsuiteenvallen in twee delen • se scinder en deux -
2 uiteenvallen
♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 de organisatie is uiteengevallen in drie groeperingen • the organization has broken up into three groups -
3 uiteenvallen
-
4 uiteenvallen
I.auseinanderfallenII.zerfallen -
5 uiteenvallen
n. break up--------v. collapse, shatter -
6 uiteenvallen
• to disintegrate• to fall apart• to fall to pieces -
7 uiteenvallen
sammanbrott -
8 uiteenvallen in twee delen
uiteenvallen in twee delen -
9 het uiteenvallen van een partij
het uiteenvallen van een partijDeens-Russisch woordenboek > het uiteenvallen van een partij
-
10 in brokken uiteenvallen
in brokken uiteenvallen -
11 In dit geval kan het gezin uiteenvallen.
прил.общ. В этом случае семья может распасться.Dutch-russian dictionary > In dit geval kan het gezin uiteenvallen.
-
12 to fall apart
uiteenvallen -
13 to fall to pieces
uiteenvallen -
14 распад
uiteenvallen, splitsing, verval -
15 come unstuck
uiteenvallen (bv. "Het was zo ongelukkig, hun huwelijk werd verbroken na slechts anderhalf jaar")loskomen, losgaan -
16 to disintegrate
uiteenvallenvervallenverweren -
17 désintégrer
désintégrer [deezẽteegree]1 ontbinden ⇒ uit elkaar, uiteen laten vallen1 uiteenvallen ⇒ uit elkaar vallen, uiteen gaan1. v1) ontbinden, uiteen laten vallen2) splijten2. se désintégrerv -
18 decompose
v. uiteenvallen; verrotten, bederven, afbreken; afscheiden, scheiden van lichtstralen[ die:kəmpooz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontleden ⇒ ontbinden, afbreken2 doen rotten/bederven -
19 polarize
v. polariserenpolarize, polarise[ poolərajz] 〈zelfstandig naamwoord: polarization〉1 in tweeën splitsen ⇒ gepolariseerd worden, uiteenvallen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 society is polarized towards material prosperity • de maatschappij is gericht op materiële welvaart -
20 separate
adj. afzonderlijk; anders--------v. afscheiden; scheiden; afsluiten; opmerkenseparate1[ seprət] 〈bijvoeglijk naamwoord; separateness〉1 afzonderlijk ⇒ (af)gescheiden, apart; verschillend, onderscheiden; op zichzelf staand, alleenstaand♦voorbeelden:one's own separate interests • zijn eigen, persoonlijke belangenseparate ownership • particulier eigendom(srecht)we went our separate ways home • we gingen (elk) apart naar huiskeep separate from • afgezonderd/(af)gescheiden houden vanbe separate from • verschillen/los staan van————————separate2[ seppəreet]1 zich (van elkaar) afscheiden ⇒ zich afzonderen/verdelen, uiteenvallen♦voorbeelden:separate (up) into • (onder)verdeeld kunnen worden/uiteenvallen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (van elkaar) (af/onder)scheiden ⇒ afzonderen, losmaken, verdelen♦voorbeelden:legally separated • gescheiden van tafel en bedwidely separated • ver uit elkaar gelegenseparate something (up) into • iets verdelen/scheiden inseparate from • (af/onder)scheiden/afzonderen van; 〈 scheikunde〉(af)scheiden/extraheren uit
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский
uiteenvallen in
Страницы